“Als je op tijd bent, hoef je niet te racen!”

De rechtbank Amsterdam heeft bij uitspraak van 6 september geoordeeld, dat online-supermarkt Picnic het portretrecht van Max Verstappen heeft geschonden. Hoewel diezelfde rechtbank, en in een hoger beroep het gerechtshof, het Verstappen en diens management eerder niet toestonden om beslag te leggen onder Picnic omdat er sterke twijfels waren omtrent de houdbaarheid van de grondslag van de vordering op grond van artikel 21 van de Auteurswet (portretrecht), en dat Verstappen c.s. het door hen gestelde beloop van de vordering op die grondslag onvoldoende hebben onderbouwd, heeft de rechtbank nu in de bodemprocedure geoordeeld, dat Picnic wel degelijk het portretrecht van Verstappen heeft geschonden.

Picnic maakte in september 2016 een filmpje waarin een lookalike van Verstappen boodschappen bezorgt. Daarbij loopt hij, de lookalike, en passant langs een vrachtwagen van Jumbo (Verstappen en Jumbo hebben een exclusief reclame contract). En hoewel het voor iedereen duidelijk was dat het filmpje van Picnic een parodie was op de reclames die Verstappen voor Jumbo maakte, zagen Verstappen en zijn management er de lol niet van in. Jumbo wel, maar uit het kamp van Verstappen kwamen geluiden als ‘misbruik van en gratis meeliften op de populariteit van de coureur’.

Artikel 21 van de Auteurswet geeft een geportretteerde het recht zich te verzetten tegen het openbaar maken van zijn portret voor zover hij daarbij een redelijk belang heeft. In het filmpje van Picnic is echter geen ‘echt’ portret van Max Verstappen te zien. Diens rol wordt gespeeld door een lookalike, wat de rechtbank zich (in de beslagprocedure) doet afvragen of Verstappen wel een beroep op artikel 21 toekomt. Het bewust inschakelen van een acteur die op Verstappen lijkt en het gebruik in de commercial van dezelfde kleding als Verstappen tijdens zijn optredens in de media draagt, zou daartoe aanleiding kunnen geven, aldus de rechtbank. Daar staat echter tegenover, voert de rechtbank aan, dat de commercial duidelijk is bedoeld als een parodie op de eerdere reclamecampagne van Jumbo waarin de echte Max Verstappen een rol speelt: ”Integendeel, het lijkt eerder de bedoeling dat het publiek de commercial als parodie ziet en de acteur als een ‘lookalike’ herkent”.

In de uitspraak nu maakt de rechtbank daarmee korte metten. De in de commercial van Picnic gebruikte lookalike vertoont alle karakteristieke kenmerken van het portret van Verstappen: dezelfde pet, dezelfde raceoutfit, dezelfde haarkleur, hetzelfde silhouet en hetzelfde postuur. De rechtbank haakt daarbij aan bij eerdere jurisprudentie die bepaalt dat ook zonder overeenstemmende gelaatstrekken, maar met andere identificerende factoren, van een portret gesproken kan worden. Bij het publiek wordt volgens de rechtbank het beeld van Verstappen opgeroepen. Dat het ook de bedoeling was van Picnic om dit beeld van op te roepen bij het publiek blijkt nog uit de verklaring die namens Picnic in het programma RTL Boulevard werd gegeven over het gebruik van de lookalike. Dit alles maakt dat er sprake is van een portret van in de zin van artikel 21 en daarmee van een schending van de portretrechten van Verstappen.

Een geportretteerde kan zich verzetten tegen het zonder zijn toestemming openbaar maken van zijn portret voor zover hij daarbij een redelijk belang heeft waarvoor het recht van meningsuiting en informatievrijheid in de gegeven omstandigheden moet wijken. Heeft Verstappen een zodanig redelijk belang? In de visie van de rechtbank wel.

Een redelijk belang kan zowel zien op persoonlijke (privacy)belangen als op commerciële belangen en vast staat, dat Verstappen wereldwijde bekendheid geniet als autocoureur en dat hij zijn populariteit verzilvert. Het gaat er daarbij om dat het hem vrij staat zelf te bepalen of en zo ja tegen welke vergoeding hij zijn populariteit wenst in te zetten ter ondersteuning van commerciële activiteiten, voor welke toestemming hij een redelijke geldelijke beloning zou kunnen bedingen. Dit is niet anders wanneer Verstappen (exclusieve) contractuele verplichtingen heeft bij een concurrent, in dit geval Jumbo.

Picnic heeft daartegen aangevoerd, dat er sprake is van een eenmalige ludieke actie via social media, met een vluchtig en kortstondig karakter, waarvan de toon en inhoud positief is. Zij is van mening dat haar in het kader van het recht van meningsuiting een zekere vrijheid toekomt om zich op humoristische wijze te uiten. En hoewel de rechtbank dat met Picnic in beginsel eens is, dient het recht van Verstappen op persoonlijke privacy gegeven de situatie zwaarder te wegen. Dit omdat het filmpje van Picnic commercieel van aard is en gelet ook op de plaatsing op de social media van Picnic overduidelijk gericht is op vergroting van de naamsbekendheid van Picnic. Een beroep op de wettelijke parodie-exceptie komt Picnic bovendien niet toe omdat deze exceptie niet ziet op het portretrecht. Daar komt nog bij, dat Verstappen niet het onderwerp van de ludieke actie of parodie is, maar Jumbo.

Verstappen heeft volgens de rechtbank dus recht op een redelijke schadevergoeding in verband met zijn verzilverbare populariteit. Hoe hoog die vergoeding zal zijn, is nog niet bekend. Daarover moet nog door worden geprocedeerd. Of en wanneer dat gebeurt is nog niet duidelijk, nu de rechtbank (uit proceseconomische overwegingen) tussentijds hoger beroep heeft toegestaan tegen de uitspraak van 6 september.

Hoewel de uitspraak van de rechtbank Amsterdam goed gemotiveerd lijkt en Verstappen dus in het gelijk stelt, komt het mij zo voor dat het zijn populariteit niet ten goede is gekomen. De reactie van Jumbo op het filmpje van Picnic was in ieder geval een stuk sympathieker.

Wordt vervolgd…

Voor de volledige uitspraak: https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2017:6395